Een ramp op de autoweg, drie mensen zijn overleden, een islamiet, een gereformeerde en ik, de ongelovige.
God vraagt aan de islamiet: Waarom denkt u dat ik u zal toelaten tot het hiernamaals?
De Islamiet antwoord: Ik heb me altijd aan de regels van de Koran gehouden. Ik heb een streng leven geleid, alles gedaan om er zeker van te zijn dat ik een fijn eeuwig einde zou krijgen. Dat is mooi om te horen, antwoordt God.
Maar ik zie dat u uw zus het leven onmogelijk heeft gemaakt, door haar allerlei dingen te verbieden. Haar te controleren en je hebt zelfs gedreigd haar iets aan te doen als ze contact met haar liefde van haar leven zou houden.
De islamiet verdedigt zichzelf door te zeggen dat zijn zus zich onzedig had gedragen en dat hij wel in moest grijpen. Ingrijpen is niet aan u meneer, zegt God tegen hem. Ieder individu mag zijn eigen keuzes maken in het leven en dit heeft u uw zus ontnomen. Ik zal u helaas moeten teleurstellen, maar mensen die agressief en dreigend gedrag hebben laten zien in het leven, worden helaas niet toegelaten.
God sprak de gereformeerde aan. Waarom denkt u dat ik u moet toelaten tot het hiernamaals?
Ik heb een sober leven geleefd. Alles in mijn leven stond in het teken van de kerk. Op zondag ging ik meerdere keren en ik heb nooit geweld gebruikt in mijn leven. Dat is fijn om te horen, zei God.
Ik zie dat uw zoon homoseksueel is. Klopt dat? Nee hoor God. We hebben de demonen uit zijn lichaam laten uitdrijven, dus hij is gewoon getrouwd met een vrouw en heeft netjes kinderen gekregen. Hij zag zelf ook wel in dat hij toch geen homo was.
God kijkt hem vertwijfeld aan: ik kan in de ziel van uw zoon kijken en hij is zijn hele leven al ongelukkig getrouwd. Ook voelt hij zich in de steek gelaten door zijn ouders. Om deze reden kan ik u helaas niet toelaten.
En daar stond ik tegenover God, de ongelovige. Waarom denkt u dat u toegelaten moet worden tot het hiernamaals?
Ik denk niet dat ik toegelaten word. Ik heb nooit in U geloofd en ook niet in het hiernamaals. Ik heb mijn leven geleid, zoals ik zelf dacht dat goed was. Ik heb een fijn leven gehad met mijn familie en vrienden.
Ik zie inderdaad dat u een heel prettig leven heeft geleid. Ik zie ook dat u altijd goede keuzes heeft gemaakt in het leven. U stond altijd klaar voor je familie en vrienden, maar ook voor je medemens. Je accepteerde iedereen in je leven, wel of niet gelovig, huidskleur speelde voor u ook geen rol. Ik zie geen reden om u niet toe te laten. U bent dus van harte welkom in het eeuwige leven.
Conclusie:
God maakt het niet uit wat iemand gelooft, maar wel hoe iemand zich gedraagt!
Speel u eigen levensverhaal eens af en ben eens eerlijk over de keuzes in uw leven. Een goed leven kunt u dus ook prima leven zonder geloof. Wellicht gemakkelijker dan dat u zichzelf door de wetten van het geloof laat leiden. Hierdoor wordt u beïnvloed in het maken van uw keuzes en denkt u zelf niet meer na over wat goed en fout is.
Reactie plaatsen
Reacties